Plotseling patiënt: De MRI-scan ~ de dag na het infarct

Big Nurse komt de medium care op met een rolstoel. De rolstoel is voor mij. ‘We gaan een MRI-scan maken’, deelt ze me monter mee. Ik begrijp dat ze met ‘we’, mij bedoelt, de zuster  hoeft natuurlijk niet gescand. Het overstappen in de rolstoel gaat goed, mijn rechterkant is aan het herstellen. Ze rijdt mij zwijgend naar de radiologieafdeling, haar Crocs maken slurpgeluidjes op het linoleum. 

Voor de ruimte waar de MRI gemaakt wordt hangt een gordijntje van waarachter onheilspellende geluiden klinken. Zodra het geluid stopt zie ik twee paar schoenen en hoor ik stemmen. Het gordijntje wordt opzij geschoven, ik ben aan de beurt. Op de deur staat ‘Pas op, magnetisch veld!’ In het midden van de kamer staat een enorm apparaat dat ik uit ziekenhuisseries ken. Er zijn raampjes aan de zijkant ter observatie. Daar zit straks een radiologe mijn brein te bestuderen.

Eerst krijg ik instructies: mijn hoofd moet in het bakje, ik moet stil liggen, er twee korte en twee langere sessies gedaan, er wordt aangegeven wanneer die beginnen en eindigen. Ik krijg een koptelefoon met Sky-radio erop voor de afleiding. Dan wordt de scan gestart. De eerste sessie valt mee; door You can call me Al  hoor ik een laag bonkend geluid. Na ongeveer twee minuten stopt het. De tweede sessie heeft een hoger snerpend geluid dat aanzienlijk minder prettig is. Ik kan nauwelijks horen welke muziek er speelt, ik gok iets van Shakira. Bij de laatste twee worden er weer lagere tonen gebruikt. Daarna gaat het gordijntje weer open, en brengt Big Nurse me terug naar de MC.

Die middag hoor ik de zusters fluisteren op de gang. Net iets te hard. Het gaat over mijn MRI en het klinkt alsof het geen goed nieuws is. Even later komt de neuroloog dat bevestigen. ‘Helaas geen TIA maar een herseninfarct.’ Dat betekent dat er blijvende schade is. Hoe ernstig dat is weten ze nog niet, dat zal de tijd uit moeten wijzen.

Mijn vriend moet huilen. Ik streel door zijn haar. ‘Komt wel goed, schatje’, zeg ik. Het reclamegrapje ontgaat hem, hij kijkt geen commercials. Ik zou ook moeten huilen, denk ik, maar dat doe ik niet. Ik voel en vind nog steeds opmerkelijk weinig. ‘Het is zoals het is’, was altijd al mijn motto, maar dat heb ik nooit zo oprecht en zo persoonlijk ervaren als op dit moment.